‘De stem komt altijd weer terug. Ik loop er toch weer heen. Achteraf denk ik altijd: gelukkig heb ik het niet gedaan.’

Petra

‘De stem komt altijd weer terug. Ik loop er toch weer heen. Achteraf denk ik altijd: gelukkig heb ik het niet gedaan.’

‘Wat er is gebeurd? Bedoel je met mij of met Sandra? O. Nou, zij is op heel jonge leeftijd ernstig mishandeld. Met stokken en andere voorwerpen. Geslagen door haar vader. Op haar achttiende jaar is ze uit huis gevlucht. Ze is een tijd lang van het ene naar het ander adres gegaan. We leerden elkaar kennen, dertien jaar geleden, in een therapiegroep tijdens een sessie in het buitenland. We vroegen aan elkaar waarom we in therapie zaten en toen kwam zowel bij Sandra als bij mij alles er uit. Ik vertelde haar over het misbruik. Mijn broer was de dader. Ook dat ging jarenlang door. Ik werd op straat gezet door mijn vader toen ik 14 jaar was. Vanaf dat moment woonde ik in verschillende tehuizen. Na een aantal jaren kwam ik bij een vriendin terecht. Ik was toen 19 jaar. Zij trouwde en kreeg kinderen. Ik werd vaste oppas of verzorger eigenlijk. Na een tijdje deed ik zowat alles in de huishouding. Ze begon me te mishandelen en dat ging twintig jaar lang door. Hoe ik dat kon volhouden? Nou, ik dacht dat zoiets normaal was.’

Haar vader heeft ze sinds haar jeugd niet meer gesproken. Ze is 50 jaar en wil hem nog steeds niet ontmoeten. Petra*) heeft het wel enkele keren geprobeerd, maar op een keer zegt hij: ‘Ik heb geen dochter die Petra heet’. Ze komt uit een gezin van tien kinderen die nog steeds weinig onderling contact hebben. Ik spreek met Petra in het voorjaar van 2017 (deel 1).

Gelukkig is die poging niet gelukt
‘Ik zei een keer tegen de huisarts dat ik niet meer wilde leven. Die heeft mij meteen verwezen omdat hij wel zag dat ik zwaar getraumatiseerd was. In de GGZ-therapie ging het langzaam iets beter met me, hoewel ik na vijf jaar misbruik en bijna twintig jaar mishandeling niet echt vooruit kon. De gedachten aan zelfmoord bleven bij me. Na een tijdje gingen we met zes vrouwen naar een speciale therapiesessie in Spanje. In die groep zat ook Sandra. We konden heel goed met elkaar praten. We deelden onze verhalen en onze geschiedenis. Ik werd verliefd op haar en zij op mij. Terug in Nederland ging ik op bezoek en eigenlijk ben ik nooit meer weggegaan.’

Petra en Sandra hebben drie jaar een relatie en besluiten om samen te gaan wonen. Dan trouwen ze. Nu, na zeven jaren, is Petra alleen. Sandra heeft in september 2017 ervoor gekozen om een einde te maken aan ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Ze is dan 54 jaar.

 

‘Sandra heeft me uit dat verschrikkelijke gezin gehaald. Het klinkt vast heel gek, maar als ze daar niet zo hard voor had gewerkt, dan had ik er waarschijnlijk nog gewerkt. Op eigen kracht zou dat niet gelukt zijn. Ik dacht wel eens: ik maak er een einde aan en ik heb ook wel eens een poging gedaan. Niet gelukt gelukkig, omdat ik zoveel mooie jaren met Sandra heb gehad.’

 

De herinneringen aan misbruik en mishandeling bleven terug komen
Sandra als Petra kunnen hun vreselijke ervaringen nauwelijks een plek geven. Samen staan ze daarin wel sterker. Ze praten niet dagelijks maar wel heel vaak over wat er met ze is gebeurd. Petra stopt met de therapie want ze vindt dat het niet helpt.

‘Ze zeiden wel dat het goed ging, maar ik werd alsmaar depressiever en deed enkele zelfmoordpogingen. Sandra probeerde echt alles om me uit de diepste dalen te praten. Dat lukte soms wel, in elk geval voelde ik me dan een poos weer minder slecht. De herinneringen aan mijn kindertijd en de tijd in dat gezin kwamen echter altijd terug. Vooral het misbruik door mijn broer. Soms kwam ik hem per ongeluk tegen en dan werd het echt heel slecht voor mij. Ik wilde op dat moment dood zijn. Hij, zijn vrouw en zoon kwamen op een dag onaangekondigd bij ons aan de deur. Ze zaten aan tafel en ik verwachtte dat hij zijn excuus zou gaan aanbieden, maar hij zei helemaal niets. Zijn vrouw vroeg wel dingen. Ik vertelde tot in detail wat er was gebeurd. Ze werd heel boos. Niet op hem, maar op ons. Dat was te erg en Sandra heeft ze de deur gewezen.’

 

Later blijkt dat de vader van Petra ook de echtgenote van haar broer heeft misbruikt. Hij heeft toegegeven dat hij ‘aan haar heeft gezeten’. De hele familie is uit elkaar gevallen. Voor Petra was het gedrag van haar vader geen verrassing.

 

Sandra en Petra hebben het heel goed samen, maar na enkele jaren wordt Sandra heel ziek. Ze gaat snel achteruit en pijnlijke operaties en behandelingen helpen niet. De energieke, creatieve Sandra moet steeds vaker vragen om hulp van haar partner. Na een tijd kan ze niet meer werken. Wat ze precies heeft, wordt eigenlijk nooit duidelijk. Artsen spreken over reuma, artritis, fybromyalgie en andere aandoeningen. Daarbij lijkt het alsof ook de herbelevingen van haar traumatische ervaringen vaker en verwoestender terug komen.

Ze houdt van me dus ze liegt niet, denkt Petra
‘Ik dacht: als ik thuis kom dan is ze dood ‘Sandra was echt een heel sterke vrouw. Toch verloor ze het van de toenemende pijn en de groeiende invaliditeit. Er waren geen pijnstillers meer die haar pijn konden verlichten. Het ergste voor haar was dat ze niet meer kon werken. Zelfs vrijwilligerswerk ging niet meer. Op den duur kon ze niet meer lopen en zitten. We gingen nog een keer op vakantie, maar ze kon niet meer fietsen en dat was juist haar grootste plezier. Ik had toen niet in de gaten dat ze dacht over zelfdoding. Ze zei wel eens : ik word niet oud. Als we afspraken maakten voor de toekomst om dingen te gaan doen, dan zei ze steeds vaker: als ik er dan nog ben of: misschien ben ik er dan niet meer. Ik werd ongerust. Als ik naar huis belde en er werd niet opgenomen dan werd ik heel bang. Er waren heel veel zware medicijnen in huis. Ik belde elke dag om 11.00 uur vanaf mijn werk. Als de telefoon dan niet meteen werd opgenomen, kreeg ik het te kwaad. Maar dacht ik: ze houdt van me, dus ze liegt niet en ze doet het dan ook niet. Dan weer voelde ik heel erg dat ik eigenlijk niets voor haar kon doen. Ik begreep echt wel haar boosheid en verdriet omdat ze helemaal niets meer zelf kon. Het werd alsmaar erger. In 2016 na onze vakantie zei ze heel overtuigd: ik wil dit niet meer.’

Er was nu geen enkel medicijn meer dat haar pijn kon verlichten. Door de antidepressiva mocht ze bepaalde medicijnen tegen de pijn niet nemen. Haar hoop was helemaal vervlogen. Sandra zegt dat ze het trauma wel een plek heeft kunnen geven maar dat het lichamelijk lijden het van haar gaat winnen. Ze weigert operaties en wil niet meer worden opgenomen.

‘En dan?’, vraagt Petra. ‘Dat zien we dan wel’, zegt ze. Petra denkt steeds vaker dat haar partner toch voor een eigen dood zal kiezen, maar als ze er naar vraagt dan zegt Sandra dat ze daar niet bang voor moet zijn omdat ze dat niet zal doen. Petra gelooft het niet echt. Als ze samen thuis zijn dan kan ze haar partner helpen, maar als ze op haar werk is dan slaat de angst toe. Des te meer als ze denkt aan eerdere zelfmoordpogingen van Sandra, in de periode voor hun relatie. Toen deed ze dat omdat ze de traumatische gebeurtenissen in haar jeugd niet kon verwerken. Zou ze dat nu opnieuw kunnen doen, maar dan omdat ze zo’n vreselijke pijnen heeft? Petra wil er niet aan denken, maar is er steeds banger voor. Menigmaal denkt ze: Als ik thuis kom dan is ze dood. Op een gegeven moment vraagt ze aan Petra of ze een brief die met de post is gekomen misschien per ongeluk heeft weggegooid, maar die weet van niets. Dan blijkt dat het post van de Levenseindekliniek is. Ze heeft zich aangemeld. Petra is heel erg boos en heel erg bang tegelijk.

Ok, zeg ik, dan stappen we er samen uit
Sandra gaat met de psychiater praten over haar wens om dood te gaan. Aanvankelijk zegt ze over die gesprekken niets tegen haar partner. Later blijkt dat de psychiater in eerste instantie niet heeft verwacht dat ze haar doodswens echt zou gaan uitvoeren. Sandra blijft aandringen en dan wijst de hulpverlener haar op de mogelijkheid om met de Levenseindekliniek te gaan praten. Maar dat blijkt ook een lange weg, een te lange weg, vindt Sandra.

 

‘Sandra zegt dat het zo niet langer kan. Ze zegt dat ze zo geen leven heeft. Ze zegt dat ze alles heeft geprobeerd. Ze zegt dat ze mij het niet wil aandoen om haar pijn te zien lijden en om alleen maar voor haar te moeten zorgen. Ik geef toe omdat ik eigenlijk hoop dat ze niet in aanmerking zal komen voor euthanasie. Maar ik vergis me. Al heel snel zien ze bij de Levenseindekliniek in hoe ondraaglijk en uitzichtloos het allemaal is.’

 

Hoewel Petra goed begrijpt dat het zo geen leven meer is voor haar partner, is ze tegelijk ook boos. Ze vindt dat Sandra haar niet kan en mag achterlaten. Ze is bang om alleen te zijn. Ze wil haar geliefde niet kwijt. Ze zegt het geen punt te vinden om voor haar te zorgen.

‘Maar dan zegt Sandra op een keer dat ze het zelf zal doen als het allemaal te lang gaat duren. Ik voel onmiddellijk dat ze dat echt meent. Ik vraag wat ze dan zou willen doen. Ze zegt dat ze dat op de computer heeft opgezocht. En dan zegt ze dat we ook samen kunnen gaan. Ok, zeg ik, dan stappen we er samen uit. Maar na een tijd denk ik: nee, ik ben er nog niet aan toe. We hadden ooit wel afgesproken dat we samen waren begonnen aan onze relatie om er samen mee te eindigen. De gedachte over ‘samen gaan’ is met de Levenseindekliniek trouwens nooit besproken.’

Begin 2017 beginnen dan eindelijk de gesprekken over de uitvoering van de doodswens. Petra wil Sandra steunen in haar wens om een zachte dood te sterven. Tegelijk wil ze niet meewerken omdat ze haar partner niet wil verliezen. Ook vraagt ze zich af of ze zelf zou beslissen haar leven te beëindigen als de pijn haar op die manier zou treffen. Ze denkt van wel, maar ze wil toch niet dat Sandra haar verlaat. In de zomer van 2017 zijn alle gesprekken en bezoeken aan diverse specialisten afgerond. Ondertussen is Petra bang dat het te lang duurt voor Sandra. Ze zou dan wel eens kunnen besluiten om ‘het’ toch zelf te doen.

Dan is Petra voor altijd alleen
In september 2017 is Petra voor altijd alleen en is Sandra verlost van de pijn en het verdriet.

‘Sandra zei dat ze heel erg blij is: ze mag dood Ze vertelde me meteen alle details: wanneer, hoe, hoe lang het duurt, wie er bij zal zijn, enzovoort. Ik hoopte stiekem nog op een wonder. Misschien zou er toch iets of iemand zijn die het zou kunnen voorkomen. Maar ik wist wel beter natuurlijk. Ze had groen licht gekregen. Tegelijk dacht ik hoe erg het zou zijn als ik alleen zou zijn. Ik vroeg of ze zich realiseerde wat ze mij aan deed door dood te gaan. Ja, zei ze, dat wist ze wel, maar het zou erger zijn als ik zou moeten aanzien hoe zij bleef lijden en weg zou kwijnen. Ze vroeg mij of ik het haar gunde dat ze elke dag, elke minuut, zoveel pijn zou blijven lijden. Nee, dat wilde ik niet natuurlijk.’

Petra voelt zich nu nog altijd schuldig omdat ze heeft ingestemd met de zelfgekozen dood van Sandra. Ze denkt dat ze meer had kunnen doen voor haar partner. Meer zorg. Meer liefdevol verplegen Verhuizen naar een plek die geschikter zou zijn. Meer praten over mooie dingen in het leven. Meer nog….ze weet het ook niet. Petra heeft therapie om het verlies te kunnen verwerken. Af en toe is ze ook boos.

‘Ja, zeker ben ik ook nog boos. Waarom heb ik nooit gelukkig mogen zijn. Niet als kind, niet als jonge vrouw en nu weer niet? Even mocht ik dat wel en toen werd dat weer weg gehaald bij mij. Heb ik eindelijk iemand die goed voor me is, dan mag dat niet langer duren. Het zijn vragen en gedachten waarvan ik wel weet dat er geen antwoord op is. Maar het voelt als onrechtvaardig. Mijn laatste woord was: Goede reis, lieveling. Haar laatste woorden waren: Je redt het lieveling, je bent sterk. Ze bedoelde dat heel goed en ze wilde ook dat ik sterk zou zijn. Dat weet ik echt wel, maar het valt helemaal niet mee. Helemaal niet.’

Als ik nu voor de dood zou kiezen…..?
Sandra heeft zelf de crematiebijeenkomst tot in detail voorbereid. Ze heeft twee weken na haar dood een bos bloemen bij Petra laten bezorgen met een zelfgeschreven kaartje, waarop een ontroerende liefdesverklaring. Petra laat het zien. Sinds enige tijd is er een stem. De stem van een man, maar ze kan die niet koppelen aan iemand die ze kent.

‘Het is een boze stem. Overdag en ook ’s nachts spreekt die stem in mijn hoofd. Als ik geen andere bezigheden heb dan hoor ik dat de stem zegt dat ik Sandra heb laten gaan en dat ik daarvoor gestraft moet worden. Dus die stem is het er niet mee eens dat ik haar heb gesteund in haar wens om aan het lijden te kunnen ontsnappen. De stem zegt dat ik het water in moet lopen.’

We staan samen voor een dressoir waarop Petra foto’s en tastbare herinneringen aan Sandra heeft gedrapeerd. Er volgt, staande voor die herinneringsplek in haar woonkamer, een lange stilte. En dan zegt ze de dat gedachten om er zelf ook niet meer te zijn, sterker worden. Ze is wel gaan werken na de crematie, maar na enkele weken knapt er iets. Het gaat niet meer. Petra hoort van haar huisarts dat er toch weer therapie moet komen. Ze heeft hulp nodig, want in haar eentje redt ze het niet.

Áls de stem zegt dat ik het water in moet gaan dan loop ik ook echt naar de rand van de rivier. Maar als ik er sta dan kan ik iemand bellen. De therapeut zegt: draai om. Dat doe ik en ik blijf aan de telefoon totdat ik thuis ben. Achteraf denk ik: gelukkig heb ik het niet gedaan. Maar de stem komt altijd weer terug. Ik loop er toch weer heen.’

Petra denkt nu wel eens dat ze misschien toch samen met haar partner de dood had moeten opzoeken. Nu is er de pijn van het verdriet. Er is het gemis. Maar, vraagt ze zich af, als ik nu voor de dood zou kiezen, kom ik dan wel weer bij Sandra?

Het is februari 2017 als ik na vele uren Petra’s voordeur uit stap. Ik ga maar een kop koffie drinken aan de overkant bij een grote supermarkt. Ik stap niet meteen in de auto. En natuurlijk heb ik geen idee dat ik haar twee jaar later weer zal ontmoeten en dat we dan praten over hoe het gaat. Het is februari 2020 en ik bel aan. Over enkele weken deel 2 van de ontmoetingen met Petra.

*) Petra en Sandra zijn niet de echte namen.

 

Tekst: Paul Custers